‘Je doet gewoon alsof’
Rik Adema speelt Zorro. Een meesterlijke rol met veel zang, dans, acteren, schermen en andere stunts: ga er maar aan staan! Gisteren, anderhalve week voor de voorstelling, vroeg iemand mij “Hé Rik! Begin je al zenuwachtig te worden?” Ik reageer met: “Zenuwachtig? Nee natuurlijk niet!” Het is een antwoord dat je net zo makkelijk geeft als; “Ja goed! Met jou?”. Maar ondertussen. Alles zit in mijn hoofd. De opkomsten, de teksten, de noten, de choreografie van het dansen en die van het schermen. En toch, wat als de zenuwen er wel inschieten en ik daardoor dingen vergeet? Ik kende ooit een jongetje dat zei dat hij nooit zenuwachtig was voor een voorstelling. “Het is toch net alsof je vroeger aan het buitenspelen was, je doet gewoon alsof!” Deze jongen was toen 12 jaar oud en stond in die periode op het podium van Koninklijk Theater Carré met een musical van Joop van den Ende. Hij stond altijd te popelen om op het podium te staan. Of het nu op dat grote theater in Carré was of in de woonkamer bij zijn ouders terwijl hij met zijn zusje, verkleed, een toneelstuk opvoerde dat ze op zolder hadden ingestudeerd. Zijn ouders hadden hem in eerste instantie niet eens verteld dat hij wat geld kreeg voor de voorstellingen, want het plezier dat hij in het spelen had was motivatie genoeg. Dat plezier in het theater was het allerbelangrijkste voor hem, het maakte niet uit wat voor rol je had, of je veel of weinig te doen had, of je de good guy of de bad guy was. Het was toch allemaal net alsof. Door die periode is hij doorgegaan met theater maken. Vaak met een grote glimlach, maar soms ook met een frons. Omdat het moeilijk was, te langzaam ging, te slecht was naar zijn eigen mening. Hoe ouder hij werd, des te meer druk leek er te ontstaan om te presteren. Om altijd het allerbeste te moeten laten zien, te pieken. En onder die druk werden de zenuwen hem af en toe te veel, vergat hij dingen, draaide zinnen om, zong verkeerde noten. Op dat soort momenten zou hij door de grond willen zakken, weg willen rennen door de achterdeur van het theater en nooit meer op het podium willen staan. Maar toch was er de volgende voorstelling altijd weer dat magische moment. Het moment waarop hij, voor het begin van de show, in de coulissen stond en het publiek door het doek heen kon horen. De chemie tussen de spelers en het publiek. Het samenkomen van alles waar voor gewerkt was, in dat ene moment op dat podium, met die mensen in de zaal. Daar deed hij het voor. En nu staat dat jongetje over anderhalve week weer op een groot podium. In de grootste rol van het stuk, en in de grootste rol van zijn buitenspeelcarrière . En ik denk dat hij, als er door de speakers “5 minuten voor het begin van de voorstelling” wordt aangekondigd, tegen zichzelf zegt: “Je doet gewoon alsof.”